Menu

Home

vers twee

Bij herlezing klinkt het als
een postcoïtaal gevoel van droefenis
tohoe wa bohoe, tohoe wa bohoe

Als je het hardop herhaalt
zie je landschappen zich ontvouwen
een novemberse zandplaat in de Waddenzee
de desolate vlaktes ten zuidoosten van Glen Coe
en ga je turf ruiken, leisteen
twee adelende hazen in de schuur

Vijf loeizware lettergrepen
met meer gewicht dan alle elementen tezamen
tohoe wa bohoe, de aarde woest en ledig
in de Hebreeuwse tekst van Genesis een vers twee

Wat ze moeten aanduiden is onvoorstelbaar
het begin voor het begin, een toestand zo oer
dat mijn buitenwijkverbeelding slechts
tekortschietende vergelijkingen voorhanden heeft

Ook Hollywoodiaanse aardbevingen
vloedgolven, orkanen en vulkaanuitbarstingen
moeten peanuts zijn vergeleken met de horror van toen

Misschien is de plotse stuiptrekking die
vlak voor je in slaap valt door je lichaam schrikt
een verre naschok van dat oorspronkelijke geweld

Een stuip die zegt:
er is slaap, er zijn dromen
loom drijvende, onder water wiegende
maar gedragen worden wij door geen grond


K. Michel
Uit: Waterstudies
Meulenhoff, 1999

K. Michel
(pseudoniem van Michael Maria Kuijpers) werd in 1958 geboren en is naast dichter en schrijver ook vertaler van poëzie. In 1989 publiceerde hij zijn eerste dichtbundel Ja! Naakt als de stenen. Sindsdien heeft hij zeven andere dichtbundels geschreven en ontving hij meerdere prijzen. De gedichten van K. Michel bezitten vaak een humoristische, lichtvoetige, soms zelfs droge toon. Tegelijkertijd weet zijn poëzie te ontroeren, door de manier waarop de dichter herkenbare situaties en gebeurtenissen observeert en die vervolgens in een gedicht samen laat gaan met zijn verbeelding.

Een thema is nooit mijn vertrekpunt. Ik vertrek vanuit iets dat me zomaar is opgevallen. Een regeltje. Een reeks klanken. (…) Ik hou van een goeie grap in een gedicht.
Citaat K. Michel in lezen.tv



HALLO GEDICHT!


HET GEDICHT IS EEN STAPPENPLAN
Een gedicht is een universum op papier. Een andere wereld. Er wordt een vreemde taal gesproken. Hoe leer je die taal? De versregels zijn niet zomaar de jouwe. Het voelt soms alsof je voor het gesloten hek van een beeldentuin staat. Moet je eerst de codes kraken voor je naar binnen kunt? Verwacht geen universele handleiding! Poëzie gaat ook over het bewaren van raadsels.
DURF HARDOP TE LEZEN!
HERLEES!
K. Michel verstopt af en toe een leesinstructie in zijn eigen gedichten. In regel 1 van strofe 1 staat ‘bij herlezing’. Doe dat, lees het gedicht een, twee of drie keer achter elkaar. Je hoeft niet muzikaal te zijn om het bezwerende ritme te voelen in regel 3. De dichter benoemt het gevoel dat ‘klinkt’. Het woord ‘klinkt’ maakt van ‘tohoe wa bohoe, tohoe wa bohoe’ een muzikale ervaring. Het gaat hier even niet over jouw persoonlijke gevoelens. De vocalen in de woorden zweven als autonoom klankveld boven het gedicht. Regel 4 stelt je voor om regel 3 nog eens te lezen, hardop.
GOOGLE IS JE VRIEND
Wat zegt K. Michel zelf over het gedicht?

‘(…) Ik begin niet zomaar over de oertoestand; dat doe ik alleen maar omdat ik die mooie klankenreeks heb.(…) Die klankenreeks maakt een gevoel en een gedachte los. Het is alsof er een veertje los springt. Het gedicht komt op gang, de gedachte wordt uitgewerkt en dan komen we uiteindelijk in het heden terecht. Daar begon het ook. Dat is maar één manier om het gedicht te benaderen. Je kunt ook zeggen: het gedicht komt op gang door te spelen met die klankenreeks en die te benoemen als ‘een postcoïtaal gevoel van droefenis (…).’ (link)
HET GEDICHT IS DE PERSONAL TRAINER VAN JE VERBEELDINGSKRACHT
Tohoe wa bohoe, tohoe wa bohoe betekent ‘in den beginne was de aarde woest en ledig’. Zo staat dat in het eerste bijbelboek, Genesis, vers twee. Het bijbelvers verbeeldt de toestand van de wereld voor de schepping begon. Moeilijk voorstelbaar. Precies daarvan maakt K. Michel een punt in dit gedicht. De dichter traint je verbeeldingskracht.
DE TITEL IS EEN TEASER
De titel is je opstapje. Vers twee. De titel verwijst naar de bijbel, maar het kan ook zomaar even extra aandacht vragen voor de tweede strofe. Een strofe wordt ook wel eens een vers genoemd.
LEES EEN GEDICHT MET JE ZINTUIGEN>
De eerste drie strofen helpen je aan materiaal om je verbeelding te voeden. Er is het postcoïtale gevoel van droefenis ( zeurende spijt als de seks voorbij is, dat gevoel) Er is een novemberse zandplaat in de Waddenzee. Er zijn de desolate vlaktes van Glen Coe. Dat is een ruig gebied in Schotland met rotsachtig berglandschap, koude wind, regen. Er is de geur van turf en de rottende lucht van verstervend wild, twee adelende hazen. Je krijgt de beelden cadeau. Daarna zet de dichter een tandje bij. Er staat: ‘vijf loeizware lettergrepen’. Geen klein bier.
DE WITREGEL IS EEN PAUZEMOMENT
In de volgende strofen lezen we dat de wereld voor de schepping ondanks onze bereidheid tot verbeelding gewoon niet voor te stellen is. Precies in het midden van het gedicht (tel maar na: 80 woorden tot het begin, 80 tot het slot) geeft het gedicht bijna de moed op. De meest extreme pogingen om die toestand uit te beelden falen. Dichters uit buitenwijken noch de meest ambitieuze filmregisseurs kunnen echt laten zien hoe die oertoestand ooit geweest moet zijn.
GA UIT VAN DE REGEL DIE ONMIDDELLIJK JE AANDACHT TREKT
Ineens staat daar dat kleine woordje ‘misschien’ in de zesde strofe. Dit is het omslagpunt van het gedicht. ‘Misschien’ laat ruimte voor vermoedens. Het gedicht maakt een hele andere beweging.
EERST ERVAREN, DAN BEGRIJPEN
Je maakte je een voorstelling van de oertoestand via de natuurbeelden in strofe 2. Nu word je uitgedaagd het heel dichtbij te zoeken. Schrik je wel eens wakker vlak voor je in slaap valt? Je lichaam is een stukje van de schepping. Je lichaam heeft misschien zelfs een herinnering aan dat brute oergeweld. Ken je dat tintelende gevoel dat door je lichaam trekt? Je bent heel even klaarwakker. En daarna ontspan je. Je laat los, je bent loom, je ben vrij.

Trek in gedachten een lijn tussen ‘postcoïtale droefenis’ uit strofe 1 en de ‘stuiptrekking’ uit strofe 6. Er is een (lichamelijk) verband tussen die twee woorden. Je maakt het mee in bed. Je komt in het gedicht dus aan ‘in het heden’. (zie citaat K. Michel hierboven).

Je kunt het gedicht uitleggen als een ode aan een sensuele, fysieke manier om iets te onderzoeken. Het antwoord op de vraag hoe de wereld eruitzag voor we de wereld kenden, vind je dus in je bed. Misschien. Er staat ‘maar gedragen worden wij door geen grond’. Sterke gedichten wekken vermoedens. Het gedicht eindigt met een raadsel.